We kunnen er niet naast lezen of naast kijken. In de westerse media wordt Rusland afgeschilderd als de baarlijke duivel. Of het nu om Oekraïne, Syrië of de Olympische atleten gaat, voor alles krijgt Rusland de zwarte piet toegeschoven.
Deze demonisering is al enkele jaren aan de gang. Eerst afwachtend en suggererend, later veroordelend en zelfs ronduit agressief. Het is daarom interessant om even stil te staan bij de achtergronden van deze Rusland-bashing. Hoe kwam deze tot stand en vooral, is de kritiek terecht?
Alles draait in feite rond geopolitieke machtsverhoudingen en economische belangen in het Midden-Oosten. Daarbij is link met controle over de grondstoffen in de regio (in hoofdzaak olie en gas) snel gelegd. Er zijn bij elk conflict steeds minstens even veel invalshoeken als er partijen bij betrokken zijn.
We bekijken daarom de situatie vanuit het standpunt van de Europese Unie, die economisch, politiek en militair zowel direct als indirect bij verschillende Midden-Oosten conflicten betrokken is.
De Europese Unie is niet zelfvoorzienend wat aardgas betreft. Slechts een derde van ons verbruik wordt binnen de Unie geproduceerd in Britse en Nederlandse gasvelden. Momenteel importeert de EU aardgas uit Rusland, Noorwegen, Algerije en Qatar. Maar Noorwegen schroeft de investeringen in aardgas terug en zet volop in op alternatieve energie.
Zelfs zonder rekening te houden met de Brexit zal de EU tegen 2025 80 procent van het benodigde aardgas moeten invoeren. De afhankelijkheid van Rusland (nu goed voor 40 procent van de totale gasinvoer) zal dus nog verder toenemen.
De Europese Unie doet zaken met het Russische staatsgasbedrijf Gazprom, dat aardgas via pijplijnen tot bij ons transporteert. Een significant deel van het Russische gas komt de EU binnen via Oekraïne. Een alternatief is de Nord Stream, een pijplijn die Rusland via de Baltische zee met Duitsland verbindt.
Rusland is niet het enige land dat haar zinnen heeft gezet op de Europese Unie, samen met Azie één van de belangrijkste afzetmarkten voor aardgas. Verschillende geopolitieke gebeurtenissen van de voorbije jaren moeten tegen deze achtergrond worden gezien.
Al in 2009 stelde Qatar aan de Syrische president Bashar al Assad voor om een pijplijn aan te leggen die Qatar via Syrië en Turkije met de Europese Unie zou verbinden. In de Perzische Golf ligt het gigantische South Pars gasveld, dat zowel aan Qatar als aan Iran toebehoort. Qatar, net als Saoedi-Arabië, de Emiraten en Koeweit een bondgenoot en beschermeling van de Verenigde Staten, wou op die manier het marktaandeel in de Europese Unie uitbreiden en tegelijk de Russen een loer draaien.
Syrië, strategisch gelegen als poort tussen het Midden-Oosten, Europa en Azië, heeft historisch én militair goede banden met Rusland en voert ook aardgas in. Bashar al Assad ging niet in op het Qatarese voorstel en koos in de plaats daarvan voor een deal met Iran waarbij een pijplijn via Irak en Syrië naar Libanon zou worden aangelegd. In plaats van Qatar zou Iran, net als Syrië eveneens een bondgenoot van Rusland, toegang krijgen tot de Europese markt.
Het is intussen juli 2011 wanneer de overeenkomst werd aangekondigd. De Syrische president stootte niet alleen de Qatarezen tegen het hoofd maar ook de Amerikanen en de Britten, die in de nieuwe pijplijn een serieuze concurrent zagen voor het eigen Nabucco-project. De Nabucco pijplijn zou Oost-Turkije met Oostenrijk verbinden en gas aanvoeren afkomstig van olievelden in handen van Amerikaanse en Britse energiebedrijven. Deze move zou al Assad niet zoveel later zuur opbreken.
Binnenkort het tweede deel voor geregistreerde gebruikers.