Last man falling

Een nieuwe all-time high voor goud, in dollar. Mooi, dat hebben we dan ook alweer gehad. Voor wie de goudmarkt (en o.a. mijn analyses erover) al een tijd volgt, is dit helemaal geen verrassing. Een nieuwe nominale top is leuk voor de headlines maar meer ook niet.

Dan krijg je figuren van allerlei slag uit de financiële industrie die de voorbije decennia  zelden of nooit met een woord over goud hebben gerept of het metaal zelfs hebben verketterd die het nu mogen komen uitleggen en zichzelf tot goudspecialist bombarderen. Een mooi spektakel, dat wel.  

U weet ongetwijfeld dat goud in alle andere valuta al langer een nieuwe top had neergezet en dus was het logisch dat de dollar zou volgen. De dollar was de last man standing maar is nu de last man falling. Of beter gezegd: de last currency failing.

 

Op de website van het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics staat een handige inflatiecalculator waar u de koopkracht van dollars uit een ver of minder ver verleden kunt actualiseren naar vandaag.

Ik heb de oefening gemaakt voor de nominale goudtop uit januari 1980 en kom uit op 2730 dollar. Tot daar moet goud dus stijgen om van een echte nieuwe top in reële termen te kunnen spreken. De officiële CPI onderschat de werkelijke inflatie zodat u er in feite nog een klets mag bijtellen De top van september 2011 correspondeert trouwens met net geen 2200 dollar dus dat kan een volgende target zijn.

Teen in het bad

We zitten nog in de fase dat institutionele investeerders heel voorzichtig hun teen in het goudbad steken. De aanhoudende prijsstijging van goud zal komen van een her-allocatie van het grootkapitaal die nu in obligaties (rendementsvrij risico) en in mindere mate aandelen (historisch overgewaardeerd) zitten naar goud.

Hierbij is maar één grafiek echt van belang: die van de reële rente. De rest mag u vergeten.

 

Deze beweging is nog maar pas begonnen. Wie wacht op politiek gestuurde centrale banken die ‘vrijwillig’ hun eigen macht gaan beknotten door goud in het financiële systeem te incorporeren, zal lang mogen wachten.

Janneke en Mieke, die geen flauw benul hebben van hoe het financiële systeem in elkaar zit en dus ook het onvermijdelijke eindspel niet zien aankomen, gaan pas aan nog véééééél hogere  prijzen wakker worden. Conclusie: een blow-off top zoals we nu meemaken in bepaalde subsegmenten van de  aandelenmarkt ligt bij goud nog veraf. Dit neemt niet weg dat er ook nog (forse) correcties zullen komen.

Mijnaandelen

Over naar de mijnaandelen. Vooraf er even op wijzen dat wie de voorbije maanden zijn portefeuille door mij liet screenen en de aanbevelingen voor asset-allocatie heeft opgevolgd er alvast niet armer is van geworden.

Zijn ze technisch overgekocht? Sommige heel zeker wel. Zijn ze duur? Dat zou ik niet durven zeggen. Rekent u even met mij mee. De all-in-sustaining cost of AISC is de kost voor een gouddelver om de productie op het huidige peil te houden. Dit is dus inclusief vervangingsinvesteringen maar wel exclusief alle kosten voor nieuwe exploratie.  

De AISC in de goudmijnindustrie bedraagt gemiddeld 1000 dollar, met uiteraard grote uitschieters naar boven en naar beneden. De totale productiekost ligt daar 100 tot 250 dollar boven, naargelang de exploratie-uitgaven die gekoppeld zijn aan de resterende levensduur van de mijnen in portefeuille.

Met een goudprijs die tussen 1050 en 1350 dollar schommelde, was het tussen 2013 en 2019  voor de meeste gouddelvers krabben om rond de komen, zeker gezien de zware schuldenerfenis  uit het begin van dat decennium.

Vorig jaar klaarde de hemel op met hogere goudprijzen om dit jaar even snel terug toe te trekken nadat heel wat mijnen gedwongen moesten sluiten. Was er aan 1400 dollar een brutomarge van 100 dollar, dan bedraagt die aan 1900 dollar ineens 600 dollar! Haal deze waarde maar eens door de waarderingsmodellen en kijk dan nog eens wat er duur of goedkoop is!   

Gelieve aan te melden om het volledige artikel te lezen.

Aanmelden voor bestaande gebruikers