We formuleren enkele bedenkingen in de marge van het Jackson Hole evenement, de sterk gemediatiseerde jaarlijkse hoogmis van centrale bankiers in het gelijknamige stadje in de Amerikaanse staat Wyoming.
Er is sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2007/2008 al veel gezegd en geschreven over het optreden van de centrale banken wereldwijd. Na het veelbesproken faillissement van Lehman Brothers op 15 september 2008 hebben alle centrale banken gezamenlijk al 659 renteverlagingen doorgevoerd. Op het vlak van kwantitatieve versoepeling (QE of ‘vers geld’) staat de teller op een schier onvoorstelbare 12300 miljard of 12,3 biljoen Amerikaanse dollar!
Daarbij worden alle registers opengetrokken. Naast het rente-instrument kregen centrale bankiers ook andere middelen ter beschikking. De inkoop van obligaties en andere activa, tot voor enkele jaren nog ondenkbaar, is intussen wijdverspreid. Dit is ook het geval met negatieve rentevoeten. Wat startte als een ‘tijdelijk fenomeen’ heeft zich intussen als een olievlek uitgebreid. Verschillende industrielanden lenen tot middellange looptijden gratis. Intussen noteert ongeveer een derde van de uitstaande overheidsschulden met een negatieve rentevoet. Het is belangrijk om aan te stippen dat de omvang van de stimuli nooit eerder zo groot was terwijl ook de rente zich op een historisch dieptepunt bevindt. De term ‘monetair experiment’ gebruiken, is daarom absoluut niet overdreven.
De resultaten van deze politiek zijn, gezien de omvang van de genomen maatregelen, erg mager. De Wereldbank stelde recent de groeiprognoses voor de wereldeconomie neerwaarts bij naar minder dan 2 procent. In de industrielanden zou het gemiddelde groeicijfer zelfs maar op 1,7 procent uitkomen. Ook de inflatiecijfers komen consequent onder de doelstellingen uit. Naar buiten toe spreken de centrale banken consequent de intentie uit om hun politiek de komende jaren terug te ‘normaliseren’. Dit zou dan impliceren dat de kwantitatieve versoepeling wordt teruggedraaid (aangekochte obligaties op vervaldag niet langer herinvesteren) en de rente terug wordt verhoogd. In de praktijk komt daar weinig van in huis. Wereldwijd wordt nog steeds voor 180 miljard dollar per maand (!) aan activa opgekocht.
Ook wat de aangekondigde rentestijgingen betreft, is het ‘veel show maar no go’. Na meer dan 2 jaar palaveren over ‘tapering’ verhoogde de Federal Reserve eind vorig jaar voor het eerst in 9 jaar de rente met 25 basispunten. Bij de start van 2016 was er nog een ruime consensus dat er dit jaar nog 4 zouden volgen. 2016 is intussen al ruim over de helft en er is nog altijd geen renteverhoging geweest. Bij elke monetaire vergadering wordt warm en koud geblazen en is er altijd wel een excuus om de rente niet te verhogen: een tegenvallend arbeidsmarktrapport, de Brexit-stemming,…Samengevat: de normalisering van de monetaire politiek is nog niet voor morgen en zelfs niet voor overmorgen. De zwakke economie en de schuldbeladen overheden, gezinnen en bedrijven kunnen op dit moment eenvoudigweg geen hogere rentes verdragen.
Eigen aan monetaire experimenten is dat niemand precies weet hoe deze zullen aflopen. Gevolgen zullen er hoe dan ook zijn, al kunnen deze momenteel moeilijk worden ingeschat. Nu al is duidelijk dat iedereen die moet leven van rente-inkomsten langzaam maar zeker ‘droog’ valt. Dit geldt niet alleen voor renteniers maar ook voor institutionele beleggers als pensioenfondsen die de wettelijke verplichting hebben om te investeren in overheidspapier, dat op dit moment dus met een negatieve rente noteert. Het wordt bijgevolg steeds moeilijker voor die partijen om aan hun verplichtingen op het vlak van gewaarborgde rendementen te kunnen voldoen.
Anderzijds is er wél inflatie op het vlak van de activaprijzen. Het gratis geld van de centrale banken stroomt in hoofdzaak naar de financiële markten. Daar zijn de beurswaarderingen intussen flink opgelopen. Bijkomend wordt de markt van (bedrijfs)obligaties helemaal ontwricht door de centrale bankiers die de prijzen de hoogte injagen en de rendementen of yields naar omlaag.
Hoe moet het nu verder? De opdracht van de Europese Centrale Bank is om te waken over de prijsstabiliteit in de eurozone. Dit wordt gedefinieerd als een inflatiepercentage van op of dichtbij 2 procent. De Federal Reserve heeft een dubbel mandaat. Naast prijsstabiliteit streeft de Fed ook naar optimale werkgelegenheid en bij uitbreiding economische groei. Vanuit die optiek (hun mandaat) zijn de maatregelen van de centrale banken verdedigbaar. Maar centrale bankiers alleen kunnen een scheefgegroeid en schuldbeladen systeem niet op hun eentje uit het slop trekken.
De realiteit is dat de monetaire politiek op dit moment geen extra groei kan creëren. Meer zelfs, ze staan machteloos.
Gelieve aan te melden om het volledige artikel te lezen.