Goud: fysiek vs. papier

Voormalig Federal Reserve voorzitter Ben Bernanke omschreef goud als ‘traditie’. Volgens zijn confrater Alan Greenspan kon goud gelijkgesteld worden aan valuta. John Maynard Keynes had het dan weer over een ‘barbaars relikwie’, al werd later duidelijk dat deze uitspraak over de toen heersende goudstandaard ging en niet over het metaal zelf.

De verschillende omschrijvingen illustreren dat de financiële wereld en dus ook de investeerders niet goed weten wat aan te vangen met goud. De meningen van economen en beleggingsspecialisten over het gele metaal lopen dan ook sterk uiteen, wat vaak tot gevolg heeft dat beleggers door het bos de bomen niet meer zien. We zetten daarom één en ander op een rijtje.

Enerzijds is er de fysieke goudmarkt, die volledig los gezien moet worden van de handel in futures of termijncontracten (niet-fysieke of papieren goudmarkt). Nemen we er het Gold Demand Trends Report van de World Gold Council (http://www.gold.org) bij, dan zien we een jaarlijkse mijnproductie van ongeveer 3000 ton. Daar komt nog eens 1100 ton gerecycleerd goud (scrap) bij, afkomstig van hersmolten juwelen of andere bronnen. Beide componenten samen vormen het fysieke aanbod. Aan de vraagzijde komt het grootste deel van het fysieke goud terecht in de juwelenindustrie. Volgens de prognoses zou het dit jaar gaan om ongeveer 2500 ton. Industriële toepassingen verbruiken jaarlijks zo’n 350 ton, waarvan later dus een deel terugvloeit via recyclage. Dan zijn er de centrale banken, waarvan de netto vraag naar fysiek goud op ongeveer 600 ton zal uitkomen. De investeringsvraag (munten en staven) bedraagt volgens de World Gold Council bij benadering zo’n 1000 ton. Een aantal van deze vraag- en aanbodcomponenten is erg volatiel. Zo is de hoeveelheid aangeboden goud voor recyclage sterk afhankelijk van de prijsevolutie. Hoe lager de prijs, hoe minder scrap. Als gevolg van de fors gedaalde goudprijs werd de voorbije jaren steeds minder geïnvesteerd in uitbreidingsinvesteringen en nieuwe exploratie. De mijnproductie zal daarom in het beste geval eerst stabiliseren en binnen enkele jaren onvermijdelijk afnemen. Aan de vraagzijde is vooral de investeringsvraag erg volatiel. Die component is ook heel moeilijk meetbaar want het is onmogelijk te achterhalen hoeveel goud er van eigenaar wisselt. Het overgrote deel van alle goud dat ooit werd gemijnd, is namelijk nog steeds in omloop. In die zin is goud dan ook een atypische grondstof. Zeker is wel dat de fysieke goudmarkt alleen de prijsbewegingen van het metaal niet kan verklaren.

Over naar de papieren goudmarkt of de handel in termijncontracten en afgeleide producten. De bedoeling van termijnmarkten is enerzijds om een bepaald bedrijfsrisico af te dekken (hedgen). Zo zal bijvoorbeeld een grote chocoladeproducent of een textielfabrikant zich indekken tegen schommelingen in respectievelijk de cacao- en de katoenprijs. Anderzijds zijn er ook financiële partijen of speculanten actief die enkel inspelen op de prijswijzigingen van de onderliggende waarde. In dit geval gaat het dus om goud, maar in feite doet het er niet toe. Het gaat erom dat fysieke levering niet aan de orde is, het gaat enkel om het inspelen op de prijsschommelingen.

De papieren goudmarkt is veel groter dan de fysieke goudmarkt. Op het moment van schrijven waren er op de Comex (grootste beurs voor goudfutures) bijna 300 keer zo veel termijncontracten in omloop als er fysieke voorraden op die beurs beschikbaar waren. Nu zijn er weliswaar tal van verklaringen die deze hoge hefboom nuanceren, maar het is wel een feit dat de markt van papiergoud voor een groot stuk op vertrouwen draait. Vertrouwen dat de papieren beloftes kunnen voldaan worden door de levering van fysiek metaal. Dit vertrouwen geldt overigens ook voor de banksector en bij uitbreiding voor het hele financiële systeem. Vertrouwen in de centrale bankiers is dan weer cruciaal om het financiële systeem overeind te houden. Centrale banken geven met geld een papieren belofte uit. Gebruikers ervan moeten er op vertrouwen dat de monetaire en politieke overheden er zullen in slagen om de koopkracht van dat geld op peil te houden. Dit lijkt misschien evident, maar er zijn in de monetaire geschiedenis tal van voorbeelden waarbij dit niet gelukt is.

Fysiek goud staat de facto buiten het financiële systeem omdat het niet uitgegeven wordt door centrale banken en in tegenstelling tot papiergeld dus ook geen schuldinstrument is. Het kopen van fysiek goud is dus eigenlijk een motie van wantrouwen tegen het financiële systeem. Wie van mening is dat het monetaire experiment van de centrale banken na de crisis van 2008 in een tranendal zal eindigen, kan een bezoek aan de goudhandelaar overwegen. Beleggers die daarentegen overtuigd zijn van de stabiliteit van het monetaire systeem hebben bij fysiek goud niets te zoeken.